Elk dood kind is er een te veel
Een moeder die haar kind vermoordt, een vader die zijn gezin om het leven brengt: België
kende de afgelopen vijf jaar zo’n vijftig familiedrama’s. Minister Jo Vandeurzen (CD&V) zet
het onderwerp op de politieke agenda. ‘Maar helemaal vermijden? Niet mogelijk.’
Myrthe De Decker / Maarten Goethals
Ongeveer vijftig kinderen overleden de laatste vijf jaar door intrafamiliaal geweld in België.
Dat blijkt uit cijfers van de federale politie, vandaag voorgesteld op een persconferentie van
Vlaams minister van Welzijn, Jo Vandeurzen (CD&V). Die gaf zijn administratie de opdracht
om onderzoek te voeren naar het fenomeen, met als concrete aanleiding het dodelijke
gezinsdrama in Lennik in februari van vorig jaar. Een moeder sloot toen haar drie kinderen
op in een berghok en stichtte brand. Een vierde, dat op school was, overleefde het drama.
‘We kunnen onmogelijk een lijn trekken in de motieven of omstandigheden van
gezinsdrama’s’, weet Hubert Van Puyenbroeck, onderzoeker aan de VUB en gespecialiseerd
in kindermishandeling. ‘Soms gaat het over ouders met een geschiedenis van psychologische
hulp, maar het doet zich evengoed voor bij hogeropgeleiden. Het komt voor in de beste
familie.’
Toch vond hij enkele ‘triggers’, elementen die een drama kunnen aansteken. Zoals een
drugsverslaving, psychische problemen, of een echtscheiding die aan de basis ligt. ‘Dat
tezamen vergroot de kans, leert ook internationaal onderzoek.’
Relatiebemiddeling promoten
Net omdat zoveel verschillende factoren aan de basis kunnen liggen van familiaal geweld
blijkt het moeilijk om een beleid op poten te zetten. Een mogelijke oplossing ligt in een
gecoördineerde aanpak tussen de verschillende hulpdiensten, zegt Van Puyenbroeck. ‘Elke
hulpverlener heeft een puzzelstukje in zijn handen. We moeten dat samen kunnen leggen tot
één geheel, zodat het grotere plaatje duidelijk wordt. Politie, parket, jeugdzorg en
psychologische hulpverleners moeten aan één tafel zitten en met elkaar praten.’
Vandeurzen wijst voorts op de onduidelijkheid van de term beroepsgeheim. Ook die
veroorzaakt blijkbaar problemen. ‘Het is niet altijd duidelijk wat dat begrip inhoudt en wat
hulpverleners aan anderen mogen zeggen. Ze worstelen daarmee, waardoor cruciale
informatie misschien niet bij de bevoegde diensten komt. We moeten het herdefiniëren.’
Op vraag van Vandeurzen formuleerde Van Puyenbroeck enkele aanbevelingen, met als
belangrijkste: preventie. Dat is de eerste stap, luidt het. Daarom moeten er, volgens de expert,
initiatieven komen die bijvoorbeeld relatiebemiddeling promoten en moet het taboe op
geestelijke gezondheidsproblemen op de schop. Een campagne als Te Gek?! past in die
strategie.
Informatie over de gezinssituatie moet ook sneller tussen hulpverleners circuleren. Om aan
die eis te voldoen, pleit Vandeurzen voor een verdere uitwerking van de zogenaamde Family
Justice Centers. Daar zullen alle professionele partners van Welzijn, Justitie en politie
samenwerken. Gelijkaardige initiatieven, zoals het Protocol van Moed in Antwerpen,
bewezen het nut er al van.
‘Familiedrama’s helemaal vermijden, is onmogelijk’, zegt Van Puyenbroeck. Wel zal
minister Vandeurzen één ambtenaar aanstellen die zich specifiek en structureel zal
bezighouden met het onderwerp, door concrete gevallen te onderzoeken. ‘Niet zozeer om de
schuldvraag op te lossen, wel om te leren uit het verleden, om lessen te trekken, informatie te
verzamelen en het beleid in de toekomst nog beter te kunnen afstemmen op die complexe
realiteit. Want elk dood kind is er één te veel.’
Ben je naar aanleiding van dit artikel ongerust over een mogelijke situatie van geweld,
misbruik of kindermishandeling? Bel gratis en anoniem naar het nummer 1712. Je oproep
verschijnt niet op de telefoonrekening. Of stuur een mailtje via www.1712.be.
De Standaard Avondeditie 21/04/2016