Ouderen achter de tralies.

Ouderen achter de tralies getuigenis.

 

“Ik trek de deur achter me dicht. Dan pas voel ik mijn knieën knikken. Twee uur bleef ik verstoken van de buitenlucht in een kamertje van twee bij drie. Uren waarin ik niet zelf kon beslissen of ik naar buiten kon. De smalle gangen, de lage nauwe deuren, de muffe geur, de rammelende sleutels, ik  houd me stoer maar voel me klein, geïntimideerd”.

L., 76 jaar oud, veroordeeld tot 10 jaar cel wegens zedenfeiten. L. heeft een relatie met een vrouw. Op het ogenblik dat ze aan de relatie begonnen, was ze minderjarig. Daarvoor zit hij in de gevangenis.

L. is de ouderdomsdeken van deze afdeling. Iedere medegevangene komt naar hem, voor een praatje, om wat raad te vragen, soms schrijft hij een brief voor iemand. Mensen hebben vertrouwen in hem. Hij heeft nooit iemand afgeperst of vermoord. Dat maakt dat hij met niemand last heeft en niemand met hem. Wederzijds respect, daar begint het ook in de gevangenis mee.

Toen hij pas in de gevangenis was, was hij heel erg kwaad. Hij had de wet overtreden, daar is hij akkoord mee. Maar wat hij deed, was wel met toestemming van alle betrokken partijen. Daarom is hij over de zwaarte van de straf heel lang lastig geweest. Het haalt echter niets uit, het hele leven kwaad te blijven. De 1ste maanden binnen deed hij niets anders dan nadenken, hij probeerde in het reine te komen met zichzelf, alles op een rijtje te zetten en schuld te erkennen.

Vroeger werkte hij dag en nacht en was hij constant in de weer voor zijn gezin en de kinderen. Hij was vergeten wat het was, tijd hebben. Niet dat hij zich verveelt hier. Aan alle activiteiten doet hij mee, hij is geregeld in de bibliotheek te vinden, elke taalles of cursus volgt hij. Dat hij gezond  en helder van geest blijft is zijn enige opdracht. Hij wil koste wat het kost vermijden dat hij ziek wordt. Plannen maken voor dat hij weer buiten is houdt hem op de been. Net als de steun van buitenaf. Hij heeft in zijn leven als zoveel gelukkige momenten beleefd. Die herinneringen houden hem op de been.

Bijna dagelijks krijgt hij bezoek, dat doet hem veel plezier. En wie hier van zijn familie hier niet kan geraken die belt hij op. Bij hem op bezoek komen is een hele onderneming. Zijn familie woont in West-Vlaanderen. Om naar de gevangenis te komen vertrekt zijn vrouw om 6.00 uur, om 15.00 uur is ze weer thuis. Dat deed ze in het begin elke dag van de week. Maar nu ze ziek is komt ze minder. Niet al zijn kinderen kunnen hem komen bezoeken, omdat ze moeten werken bijvoorbeeld. Een kleinkind heeft hij nog niet gezien sinds het is geboren. Hij respecteert het als de ouders zeggen dat hun kind de gevangenis niet moet zien. Maar het doet hem pijn, hij haalt de tijd daarna wel in.

Het scheelt dat hij geen geldzorgen heeft, hij heeft zich voorgenomen om zich op zijn oude dag zo weinig mogelijk te ontzeggen, voor zover dat gaat in de gevangenis natuurlijk. Zo koopt hij elke dag de krant en een stuk fruit. Hij heeft nog niemand weten doodgaan van de honger in de gevangenis, maar een extra stuk fruit maakt de maaltijden toch wat afwisselender, zo probeert hij gezond te blijven. Hij wil nog fit de gevangenis verlaten. Verder draagt hij andere kleren dan zijn gevangenisplunje, dat vindt hij belangrijk. Bij het bezoek moet je wel de typische broek en T-shirt dragen, maar eens terug op zijn cel kleedt hij zich meteen om. L. draagt een blauwe driekwart short met blauwe polo en pantoffels, het geeft hem een beetje een gevoel van vrijheid.

Elke dag staat hij op om 5.15 uur, dan dekt hij zijn t.v. af. Die gaat pas ’s avonds opnieuw aan. De verleiding is groot om de hele dag te kijken, daarom houdt hij zich een zijn schema, pas om 20.00 uur kijkt hij opnieuw t.v. Dit strakke ritme legt hij zichzelf op, dat heeft hij nodig om zich niet te laten gaan. Om 6.00 uur is het appel, om 6.10 uur gaan de deuren open en die sluiten pas om 12.00 uur. Die tijd tussenin kan men gewoon rondlopen. Hij kon van zijn cel zelf naar deze kamer komen voor het interview, dat maakt een wereld van verschil uit.

Het eten is er niet slecht, grootkeuken. Maar om eerlijk te zijn, hij kan zelf toch beter koken, zegt L.

In al die jaren dat hij hier zit, bleef zijn cel steeds hetzelfde. In het begin zat hij op een duocel, die moest hij delen. Dat lukt wel. Maar als men een lange straf moet uitzitten, is het draaglijker als men een cel alleen heeft.

Hij kreeg de kans al enkele keren om te verhuizen naar een andere cel. Nu verblijft hij op de 1ste verdieping, elke dag moet hij een paar keer de trap op en af. Dat gaat minder vlot dan in het begin, maar hij wil niet verhuizen. Zo houdt hij zijn conditie op pijl. Ondertussen heeft hij zijn cel zo ingericht dat hij zich er ‘thuis’ voelt. Begrijp het woord thuis niet verkeerd hoor maar hij heeft geprobeerd het zo goed en zo kwaad als het gaat in te richten. Aan de muur hangen de foto’s van zijn kinderen en achterkleinkinderen. Foto’s van 8 jaar geleden, dat wel. Verder staat zijn gerief er. Hij verlaat de cel pas wanneer door de bewakers achter hem gesloten wordt. Hij weet dat het risico bestaat dat er iets weggenomen wordt.

Hij mist zijn kamer in huis, daar stonden zijn muziek, zijn boeken en een t.v.. Alles heeft hij zelf gemaakt, de kasten, de meubels. Dat is zijn plek, zijn rust. Verder mist hij de huiselijke gezelligheid van ’s avonds te kunnen praten met zijn kinderen. hij kan zich haast niet meer voorstellen wat het is, thuis zijn en gezelligheid.

Nog 8 maanden te gaan, dat ligt de straf achter hem, dan is hij vrij man. Tien jaar heeft hij er dan opzitten, Ja dat is een heel pak van een mens zijn leven. Hij is aan een kant wel blij dat het in zijn oude dag is dat hij deze 10 jaar heeft. Zo kan hij in zijn  actieve leven toch doen wat hij kon. Hij heeft geen aanvraag ingediend voor vervroegde vrijlating. Hij wil hier buiten stappen als een vrij man, zonder voorwaarden. Als hij daardoor langer vast zit, dan moet het maar.

Op 23 december 2010 gaat hij naar een huis terug dat hij kent van 10 jaar geleden. Dat zal een enorme aanpassing vragen. Men kan niet geloven hoe hij daar naar uitkijkt. Tegelijk wordt nu iedere dag zwaarder en zwaarder. Hij is met alles in orde, hij betaalde zijn hospitalisatieverzekering verder, ook al kan hij daar hier niets mee doen. Net zo betaalt hij nog steeds zijn vakbondsgeld en zijn bijdrage aan het ziekenfonds. Hij is dus veel beter af dan degenen die hier zitten en niets hebben.

De wereld is zo veranderd in 10 jaar, gaat hij zijn plaats nog wel vinden, hij heeft zijn gezin iets aangedaan, niet iemand anders. Hoe zullen mensen over hem denken? De wereld draaide verder zonder hem, nu zal hij thuis alles moeten vragen, hij zal niet meer weten waar alles ligt bijvoorbeeld. Hier blijft hij de hele nacht wakker als hij daar zin in heeft. hij maakt koffie als hij daar goesting in heeft, zal dat nog kunnen als hij terug ‘vrij’ is? Maar hij zal niet alleen en dat maakt alles makkelijker.