Jan volgt allerlei opleidingen en cursussen. Hij zit allang, maar is nog jong. Wanneer hij vrijkomt, heeft hij normaal gezien nog een groot stuk van zijn leven voor de boeg. "Schiet ze dood", ja, ik heb dat vroeger ook gezegd over mensen in gevangenissen. Ik schaam me daar nu voor, maar ik wist toen niet beter. Een gevangenis, dat was iets uit de films. In het begin was het heel confronterend om zelf in de gevangenis te zijn. Je zit in een roes, een rollercoaster. In de gevangenis moest ik naar een cel, er was een lavabo, en WC en een houten ding tegen de muur en dat was dan het bed, dacht ik. Door de aard van de feiten zeiden de cipiers niks tegen mij. Ik dacht, oké, dit is het dan voor de rest van mijn leven. Toen sprak één van die mannen toch: we gaan nu naar uw cel. Vervolgens werd ik overgebracht, de eerste cel bleek een wacht cel. De dag nadien kwam daar al iemand bij. Er was maar 1 bed en omdat die persoon een oudere man was, ben ik maar op de grond gaan liggen. Ik heb me heel lang vuil gevoeld, jaren eigenlijk. Door de cursus 'Wie ben ik?' te volgen, heb ik uiteindelijk een klik kunnen maken. De begeleidster zei: "Jij bent meer dan alleen maar je feiten. Je bent ook die je ervoor was en nu, daarna". Het zal misschien raar klinken maar ik nu een betere versie van mezelf. Al van kinds af aan voelde ik de dingen anders, zwaarder. Door mijn rechtszaak zijn psychiaters alles gaan onderzoeken. Ik was heel blij met het verslag, omdat ik mezelf erin herkende. Op een avond zag ik een documentaire over borderline. Ik herkende me daar volledig in. Ik heb meteen de naam van de medicijnen die ze toonden in die documentaire genoteerd. En hier aan de psychiater gezegd: "dit is wat ik nodig heb". Sindsdien gaat het beter. Minder hoogtes en laagtes. Ik ging er ook steeds meer boeken over lezen. Als ik dit buiten al geweten had, dan had dat waarschijnlijk geen mensenlevens gekost. Als dit......als dat....het is niet zo. Door die feiten breng je een tsunami van verdriet op gang, voor de nabestaanden, de omgeving, vrienden en je ouders: hun zoon, de schande van de familie. Ik vraag me ook vaak af hoe het met de broer en zussen van het slachtoffer gaat. Gaan die naar de psycholoog? Ze willen me niet spreken en ik begrijp dat. Ik maak me zorgen over mijn broer. Hij heeft het syndroom van Down en ik heb hem altijd gezegd dat ik er altijd voor hem zou zijn. Dat kan ik niet waarmaken. Dat vreet aan me. Hij snapt er niks van. Hij denkt dat ik in de krik krak zit. Ons papa zegt het zo: Ik zie je ongelofelijk graag en ik haat je tegelijk. Daartussen balanceert hij. We houden ons vaak in om de ander niet te kwetsen. Het maakt het makkelijker voor jezelf als je kunt aanvaarden dat je in de gevangenis zit. Ik zie geen andere optie dan hier te zijn. Ik droom af en toe van een detentiedorp, om eens drie dagen bij mijn familie te kunnen zijn en heel gewone dingen samen te kunnen doen. Nu hebben we familiaal bezoek en speel ik Uno met mijn broer, dat is de beste manier om hem erbij te betrekken. Er zijn veel nieuwe, veel jonge, cipiers. Regelmatig gebeurt het dat een nieuwe cipier de celdeur sluit zonder een woord te zeggen. Een simpel "smakelijk" als we ons eten gaan halen bijvoorbeeld kan er vaak niet af. Ik vind dat ik hen daarop attent moet maken, want het kan mijn dag om zeep helpen. Als je hen daarover aanspreekt, merk je dat ze er vaak niet eens bij hebben stil gestaan, dat ik een mens ben, net als zij.
De laatste les is er taart. We zitten in dezelfde kring als iedere week. Er wordt gevraagd naar bedenkingen en of iemand nog wat te zeggen heeft. Jan gaat recht staan en zegt dat hij het gaat doen. Hij gaat zingen. Hij volgt ook een cursus klassieke zang, gegeven door de mensen van de Brusselse opera. Hij zet zijn keel op. Jan overtreft zichzelf.
Bron: De Standaard.