Beleid - Wetgeving
Toeters nog bellen: 5jaar basiswet gevangeniswezen en rechtspositie van gedetineerden
De Kamer heeft de basiswet betreffende het gevangeniswezen en de rechtpositie van de gedetineerden (BGRG) aangenomen op 2 december 2004. Het was een historische dag en parlementsleden uit de meerderheid en de oppositie onderstreepten dit ook tijdens de plenaire vergadering. De opdracht was dan ook niet min geweest: de rechtpositie van gedetineerden was gedurende lange tijd sterk onderontwikkeld en vooral zak van de uitvoerende macht. Het proces om dit euvel te verhelpen startte in 1996 toen de toenmalige minister van Justitie Stefaan de Clerck professor Lieven Dupont de opdracht gaf en voorontwerp van beginselwet uit te werken. In september 1997 (!!) rondde Dupont zijn werkstuk af. Daarna boog de commissie “Basiswet gevangeniswezen en rechtpositie van gedetineerden” zich over de proeve van voorontwerp en leverde eind februari 2000 een omstandig verslag af. Vervolgens was het nog vele jaren wachten alvorens het Parlement de stukken vertaalde tot de basiswet zoals we die nu kennen en die op 1 februari 2005 in het Belgische Staatsblad (BS) verscheen (Basiswet van 12 januari 2005 betreffende het gevangeniswezen en de rechtspositie van gedetineerden).
Eind 2004 meldde een artikel in het tijdschrift Fatik van de Liga van Mensenrechten, dat een aantal aangebrachte wijzigingen door de regering de kern van het voorstel raakten: het principe van de penitentiaire maximumcapaciteit, het recht op een eigen cel en het recht op een normaal loon voor arbeid binnen de gevangenis sneuvelden tijdens het parlementaire proces.
In tussen 5 jaar verder. Welke bepalingen zijn tot dusver geïmplanteerd? Welke verdere wijzigingen werden (of worden) aangebracht? Wat met de plannen van de toekomst? En bovenal kunnen we anno 2010 nog trots zijn op de basiswet?
Stand van zaken met betrekking tot de implantatie. Artikel 180 van BGRG stelt dat de Koning toekomt om de datum te bepalen waarop de wet of afzonderlijke bepalingen in werking zullen treden. Tot dusver lieten 4 koninklijke besluiten (KB) deeltjes van de basiswet in werking treden.
Het eerste KB dateert van 25 oktober 2005. Het legt het kader van de aalmoezeniers, de islamconsulenten van de erkende erediensten en van de moreel consulenten van de niet confessionele levensbeschouwing bij de strafinrichtingen vast. Ingevolge artikel 4 van dit KB traden op 1 november 2005 een aantal bepalingen betreffende godsdienst en levensbeschouwing in werking
(artikel 71, 72/1, 73, 74/1 tot 4).
Het 2e KB van 12 december 2005 regelt de samenstelling, de bevoegdheden en de werking van de Penitentiaire Gezondheidsraad. Krachtens artikel 11 van dit KB werd op 1 januari 2006 artikel 98 van BGRG in werking gesteld. Dit KB werd later licht gewijzigd via het KB van 9 juni 2009 dat de mogelijkheid schept om in bepaalde gevallen een vertegenwoordiger aan te duiden voor waarnemers met raadgevende stem die de werkzaamheden van de Gezondheidsraad kunnen bijwonen. Het 3e en 4e KB dateren van 28 december 2006 op15 januari 2007 traden hierdoor de volgende bepalingen in werking van BGRG:
- Titel II (basisbeginselen), art. 4 tot 13 (met uitzondering van art.7 dat betrekking heeft op
overlegorganen)
- titel VI (orde, veiligheid en gebruik van dwang), art. 105 tot 121 (met uitzondering van art. 118/10
dat betrekking heeft op de beroepsmogelijkheden)
- art. 8 tot 34 van de wet van 23 december 2005 houdende diverse bepalingen. Deze wet wijzigt de
basiswet op een aantal punten (zie onder)
- art. 57 van BGRG dat de personen en overheden opsomt met wie gedetineerde zonder controle
briefwisseling mag voeren.
- art.179, met uitzondering van par. 5 lid 3. Het gaat om bepalingen tot wijziging van de wet van 20
juli 1990 betreffende de voorlopige hechtenis (over de bevoegdheid van de onderzoeksrechter inzake het regime van de onder aanhoudingsbevel geplaatste gedetineerden).
- art. 167 tot 176. Het gaat om een reeks opheffing- en wijzigingbepalingen.
De basiswet werd in 2005 en 2006 gewijzigd door wetten houdende diverse bepalingen. er staat nog een belangrijke wijzigingsoperatie op til. op 16 juli 2009 diende de regering een wetsontwerp in bij de Kamer tot wijziging van bepaalde artikelen van de basiswet. Dit wetsontwerp werd besproken en op 28 januari 2010 in licht geamendeerde versie aangenomen in de plenaire vergadering. De overgezonden tekst werd niet geëvoceerd door de Senaat. Op 25 februari 2010 werd de tekst door de Kamer ter bekrachtiging voorgelegd. Het wetsontwerp wordt dus wet.
Waarom dit wetsontwerp? In de samenvatting bij het wetsontwerp stelt de Regering: “De voorgestelde wijzigingen brengen punctuele verbeteringen aan de wet om de tekst beter af te stemmen op de penitentiaire realiteit en de praktische organisatie van de strafinrichtingen. De noodzaak van deze wijzigingen is aan de oppervlakte gekomen tijdens de voorbereidende fase van de inwerkingtreding van de wet”. De meerderheid van de wijzigingsbepalingen heeft betrekking op het tuchtregime van gedetineerden. Hierover wordt het volgende opgemerkt: “De in de wet voorziene tuchtprocedure ten aanzien van gedetineerden werd overgenomen in de ministeriële omzendbrief nr. 1777 van 2 mei 2005 uit evaluatie van de toepassing van deze omzendbrief was gebleken dat een wijziging van de procedure zich opdrong om tegemoet te komen aan enerzijds de vraag van de gevangenisdirecteurs voor een meer praktische organisatie van de tuchtprocedures in de strafinrichtingen waarbij tegelijkertijd de rechten van verdediging van de gedetineerden beter gevrijwaard worden en anderzijds de eisen van orde en veiligheid”.
Wat verandert er dan concreet? Hierover wordt gebaseerd op de tekst van het wetsontwerp zoals die aangenomen werd in de plenaire vergadering van de Kamer. Het gaat om wijzigingen op vlak van briefwisseling (art. 55, 56), ongestoord bezoek (art. 59) organisatie van vormingsactiviteiten (art. 76) uitoefening van een niet winstgevende activiteit (art. 80), individueel bijzonder veiligheidsregime (art. 118) en het tuchtregime (art. 131, 133, 140, 143, 144 en 145). Een aantal van de door te voeren aanpassingen springen in het oog: zo zouden vormingsactiviteiten voortaan ook tijdens de arbeidstijden kunnen worden georganiseerd; een poging tot het plegen van een tuchtrechtelijke inbreuk of deelneming eraan wordt bestraft met dezelfde sancties als deze voor de voltooide inbreuk gelden; de termijnen in de tuchtprocedures worden opgetrokken; enzovoort.
Wat kan de gedetineerde verwachten? In zijn meest recente beleidsnota (6-11-2009) stelt de Minister van Justitie dat het werkterrein nu voldoende voorbereid is voor de verdere inwerkingtreding van de wet. Er wordt ook verwezen naar het boven vermelde wetsontwerp dat de basiswet wil wijzigen. Naar aanleiding van het debat over het betreffende wetsontwerp in de Commissie voor Justitie van de Kamer antwoordde de Minister op de vraag welke bepalingen in werking zullen treden als het wetsontwerp gestemd is. Het zou daarbij gaan om de volgende artikelen: 2 (gebruikte begrippen), art. 16 (huishoudelijk reglement), art. 19 (informatierecht gedetineerde – onthaal), art. 16 (huishoudelijk reglement), art. 32, 33, 34 (toegang tot de gevangenis) art. 41 paragraaf (verblijfsruimte), art 42 (recht op voeding), art. 44 (hygiëne), 45 (recht op bezit eigen voorwerpen), art. 46 (recht op eigen rekening), art. 47 (kantine), art 53 (recht op contact met de buitenwereld), art. 54, 55 en 56 (briefwisseling), art. 58 tot 63 (bezoek), art. 64 en 65 (gebruik van de telefoon en andere telecommunicatiemiddelen), art. 66,67 en 68 (schriftelijke en mondelinge contacten met advocaten), art. 69 (schriftelijke en mondelinge contacten met consulaire en diplomatieke ambtenaren), art. 70 (contacten met de media), art. 76 tot 80 (vorming en vrije tijd), art. 87 tot 97 en 99 (gezondheidszorg), art. 102 en 103 (sociale hulp- en dienstverlening), art 104 (juridische bijstand), Titel VII (tuchtregime)(art. 122 tot 146), art. 167 par. 1 tot 4 (bepaling voor geïnterneerden).
Niet toevallig zijn dat voor een groot gedeelte de stukken waar de wet de bestaande regels codificeerde of slechts licht aangepaste of waar de wet niet verder gaat dan het minimum waartoe België internationaal rechtelijk al verplicht was!!
Bovendien gaat het ook om aspecten van het gevangenisleven waarin de belangen van de instelling de bovenhand krijgen op de individuele belangen van gedetineerden!!
Vijf jaar geleden na de stemming van de basiswet blijven belangrijke aspecten evenwel nog steeds onvermeld en dat zijn niet toevallig de artikelen die een belangrijke kwalitatieve stap voorwaarts betekenen voor de gedetineerden, zoals de bepalingen met betrekking tot de detentieplanning, arbeid, overleg, recht op het dragen van eigen kledij of het beklagrecht. Het valt te vrezen dat de “package deal”formule die met het bovenvermelde wetsontwerp werd geïntroduceerd ook in de toekomst nog van stal zal worden gehaald: eerst aanpassen dan implementeren. Bij nader inzien gaat het eigenlijk om “chantage” van de wetgevende macht door de uitvoerende macht: de afgekondigde wet wordt slechts uitgevoerd als ze eerst aan de noden van de uitvoerende macht aangepast. De praktische noden van het moment leggen daarmee beslag op een noodzakelijke koerswijziging voor het Belgische gevangenissysteem.
Mogen we nog zeggen trots te zijn op de basiswet anno 2010? Vijf jaar na de afkondiging van de basiswet zijn een totaal van 42 artikelen dit is minder dan een kwart (<25%!!) van de artikelen (gedeeltelijk) in werking getreden. De prijs voor de verdere implementering – wat de opeenvolgende regeringen al jaren nalaten (de laatste KB’s dateren van eind 2006!!) is het terugdraaien van wettelijke verworvenheden. Bovendien blijven de belangrijkste vernieuwingen dode letter. Indien de lijst bepalingen die de Minister in de Commissie voor Justitie opsomde correct is, dan zouden er op korte termijn zo’n 75 artikelen (gedeeltelijk) in werking treden. De teller zou dan op 117 staan (van de totaal 180) – ofwel 65% van de basiswet.
Het geheel wordt ook in toenemende mate onoverzichtelijk: heel wat artikelen zijn intussen herschreven, sommige bepalingen zijn al meermaals gewijzigd, en de implementatie gebeurt traag en selectief. De BGRG wilde rechtszekerheid scheppen, maar doet dat voor de rechtzoekende steeds minder. Die rechtszekerheid komt ook nog verder in het gedrang door de ontwikkelingen op het vak van de externe rechtspositie. In principe moet de externe rechtspositie naadloos aansluiten op de regeling van de interne rechtspositie, maar ook de wettelijke regeling van de externe rechtspositie werd al danig bijgestuurd en is nog maar gedeeltelijk geïmplementeerd. Ook de nieuwe wet op de internering van 21-4-2007 is schijnbaar al – nog voordat er één letter van geïmplementeerd is – al aan een grondige evaluatie toe.
Enkele jaren geleden was er terecht hoop dat in België na het lange voorbereidende werk van allerhande commissies en de daaropvolgende wettelijke hervormingsgolf in de periode 2005 – 2007 eindelijk over een transparante strafuitvoering zou beschikken die de rechtstatelijke toets kan doorstaan. Het kluwen dat sindsdien is ontstaan en dat alsmaar complexer dreigt te worden, smoort die hoop in de kiem.
De BGRG was al een compromis waarin gedetineerden belangrijke rechten ontzegd bleven, zoals privacy of normale arbeids- en sociale zekerheidsregels.
Bij de 5e verjaardag zet zowel de magere balans op vlak van implementatie als de recente kortwiekoperatie een domper op de feestvreugde. De basiswet wordt weliswaar niet publiek geëlimineerd, maar stilletjes verstikt in haar slaap. Zoals zo vaak trekt de zwakke partij in het geding die van de gedetineerden en hun naasten ook hier weer aan het korste eind.
En, …..de gedetineerde, hij keek machtloos naar de wanvertoningen van de betrokken partijen.